Jeremia

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42] [43] [44] [45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] [52]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

JEREMIA 18

18:1-2 De Heer zei tegen mij: ‘Jeremia, ga naar het huis van de pottenbakker. Daar zal ik je laten horen wat ik te zeggen heb.’
18:3 Ik ging erheen en zag dat de pottenbakker aan het werk was.
18:4 Mislukte de pot die hij onder handen had, dan maakte hij van de klei weer een andere, totdat hij er tevreden over was.
18:5-6 De Heer sprak opnieuw tot mij: ‘Volk van Israël, kan ik met jullie niet hetzelfde doen? Zoals de pottenbakker klei in zijn hand houdt, zo houd ik jullie, volk van Israël, in mijn hand. Wees daar zeker van.
18:7 De ene keer kondig ik een volk aan dat ik het weg zal rukken, het zal breken, vernietigen.
18:8 Maar als dit volk het kwaad de rug toekeert, dan voer ik mijn bedreigingen niet uit.
18:9 Een andere keer kondig ik een volk aan dat ik het op zal bouwen, het een eigen land zal geven.
18:10 Maar als het niet naar mij luistert en handelt in strijd met mijn wil, dan hoef ik mijn beloften niet na te komen.
18:11 Maar zeg nu aan de mensen van Juda en Jeruzalem: De Heer laat jullie zeggen: Ik zal jullie in het ongeluk storten, als niet iedereen met zijn kwade praktijken breekt, zijn leven betert.
18:12 Maar ze zullen koppig antwoorden: Geen sprake van. We doen wat wij willen.
18:13 Daarom zeg ik je: Vraag aan de volken of zoiets ooit eerder is gebeurd. Israël heeft iets afschuwelijks gedaan, Israël, mijn eigen volk.
18:14 De hellingen van de Libanon, zijn zij ooit zonder sneeuw, drogen zijn koude bergbeken ooit op?
18:15 Toch heeft mijn volk mij vergeten: ze branden wierook voor hout en steen. Op hun oude vertrouwde weg zijn ze gestruikeld, een zijweg zijn ze ingeslagen, op ongebaande paden terechtgekomen.
18:16 Van hun land hebben ze een woestijn gemaakt, minachtend zal men erover spreken. Ieder die erdoorheen trekt, is ontzet en schudt het hoofd.
18:17 Als een scherpe oostenwind zal ik hen uiteenjagen, voor de vijand uit; ik zal hun de rug toekeren, ik snel niet meer te hulp bij rampen.’
18:18 Heer, ze zeggen: ‘Laten we een aanslag op Jeremia beramen. Wij hebben toch nooit gebrek aan priesters die ons kunnen onderwijzen, aan wijze mannen die ons raad kunnen geven, of aan profeten om de wil van de Heer te vertellen. Laten we een aanklacht tegen hem indienen en niet meer naar hem luisteren.’
18:19 Heer, schenk aandacht aan mij, luister naar wat ze tegen mij inbrengen.
18:20 Mag men goed met kwaad vergelden? Toch deden ze dat, ze hebben me een kuil gegraven. U weet toch dat ik naar u toekwam om voor hen te pleiten, om u ervan af te houden uw woede op hen te koelen.
18:21 Maar laat nu hun kinderen sterven van de honger, laat ze omkomen in de oorlog; beroof de vrouwen van man en kinderen. Laat hun mannen sterven aan de pest en hun zonen sneuvelen in de oorlog.
18:22 Stuur een bende op hen af om ze te plunderen; hun geschreeuw en gejammer zal overal te horen zijn. Want zij hebben een kuil gegraven om mij te vangen, strikken gezet om mij te grijpen.
18:23 Heer, u kent hun moorddadige plannen; vergeef hen niet, eis dat ze hun schuld betalen. Breng ze ten val, koel uw woede op hen.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996