2 Tessalonicenzen

[1] [2] [3]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

2 TESSALONICENZEN 1

1:1 Paulus, Silvanus en Timoteüs: aan de gemeente van Tessalonica, die toebehoort aan God, onze Vader, en aan de Heer Jezus Christus.
1:2 Wij wensen u de genade en de vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
1:3 Broeders en zusters, wij moeten God altijd voor u danken. Daar is alle reden toe. Want uw geloof groeit krachtig en de liefde die u elkaar zonder uitzondering toedraagt, wordt steeds groter.
1:4 Wij prijzen dan ook in de gemeenten van God uw volharding en geloof bij alle vervolgingen en verdrukkingen.
1:5 Die bewijzen hoe rechtvaardig Gods oordeel is: u zult geschikt bevonden worden voor zijn koninkrijk, waarvoor u nu lijdt.
1:6 Het is rechtvaardig van God, dat hij degenen die u nu verdrukken, zal laten lijden,
1:7 en u die nu lijdt, samen met ons rust zal geven. Dat zal gebeuren wanneer de Heer Jezus uit de hemel in een laaiend vuur tevoorschijn treedt met zijn machtige engelen.
1:8 Dan zal hij afrekenen met degenen die God niet erkennen en die geen gehoor geven aan het evangelie van onze Heer Jezus.
1:9 Hun straf zal de eeuwige ondergang zijn, ze zullen verwijderd worden uit de tegenwoordigheid van de Heer, ver van zijn machtige heerlijkheid.
1:10 Hetzal gebeuren op die grote dag, wanneer hij komt om de hulde in ontvangst te nemen van wie hem toebehoren, de eerbewijzen van allen die het geloof hebben aanvaard. Daar hoort u ook bij, want u hebt ons getuigenis aangenomen.
1:11 Met het oog hierop bidden we voortdurend, dat onze God u waardig keurt voor het leven waartoe hij u roept. Moge hij door zijn macht ervoor zorgen dat u al uw goede voornemens kunt uitvoeren en dat alles wat u op grond van uw geloof doet, tot volle ontplooiing komt.
1:12 Dan zal de naam van onze Heer Jezus in u worden geëerd en zult u in zijn heerlijkheid delen, dankzij de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996