3 Johannes

[1]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

3 JOHANNES 1

1:1 De oudste: Beste Gajus die ik oprecht liefheb.
1:2 Beste vriend, ik bid dat alles goed met u gaat, ook met uw gezondheid. Ik weet dat het geestelijk goed met u gaat.
1:3 Tot mijn grote vreugde vertelden broeders mij bij hun komst, hoe u de waarheid trouw blijft en de weg van de waarheid bewandelt.
1:4 Niets bezorgt mij groter vreugde dan te horen dat mijn kinderen de weg van de waarheid gaan.
1:5 Beste vriend, uw trouw blijkt uit alles wat u doet voor de broeders, zelfs voor broeders die u onbekend zijn.
1:6 Zij hebben in de gemeente hier verteld over uw liefde. U zult er goed aan doen als u ze, zoals God dat wil, helpt om hun reis voort te zetten.
1:7 Want om de naam van Jezus Christus bekend te maken, hebben ze hun tocht ondernomen, zonder hulp te aanvaarden van ongelovigen.
1:8 Wij horen zulke mensen te ondersteunen en zo mee te werken aan de verkondiging van de waarheid.
1:9 Ik heb de gemeente een brief geschreven. Maar Diotrefes, die daar de boventoon wil voeren, erkent ons gezag niet.
1:10 Bij mijn komst zal ik zijn praktijken en de lasterpraatjes die hij over ons rondstrooit, aan de orde stellen. En daar laat hij het niet bij. Hijzelf wil de broeders niet ontvangen en wie dat wel willen doen, zet hij de voet dwars en hij gooit hen uit de gemeente.
1:11 Beste vriend, spiegel u niet aan het kwade maar aan het goede. Wie goed doet, is met God verbonden; wie kwaad doet, heeft God niet gezien.
1:12 Iedereen spreekt gunstig over Demetrius; ook de waarheid zelf doet dat. En ook wij getuigen voor hem, en u weet dat u op ons getuigenis aankunt.
1:13 Ik heb u nog veel te zeggen, maar ik doe dat liever niet in een brief.
1:14 Ik hoop u namelijk spoedig te zien en dan zullen wij er persoonlijk over praten. Ik wens u vrede. Uw vrienden groeten u. Groet al onze vrienden persoonlijk.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996