Ruth

[1] [2] [3] [4]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

RUTH 1

1:1-2 In de tijd dat de rechters Israël bestuurden, kwam er hongersnood in het land. Daarom vertrok een zekere Elimelek uit Betlehem, dat in de streek Efrata in Juda ligt, naar het buitenland, naar de hoogvlakte van Moab. Daar bleef hij een tijdlang wonen met zijn vrouw Noömi en hun twee zonen Machlon en Kiljon.
1:3 Toen Elimelek stierf, bleef zijn vrouw alleen achter met haar twee zonen.
1:4 Beide zonen trouwden met meisjes uit Moab; het ene meisje heette Orpa, het andere Ruth. Ze woonden er ongeveer tien jaar toen ook Machlon en
1:5 Kiljon stierven. Noömi bleef helemaal alleen achter: behalve haar man had ze nu ook haar kinderen verloren.
1:6-8 Toen Noömi in Moab hoorde dat de Heer zich het lot van zijn volk had aangetrokken en hun weer te eten had gegeven, maakte zij zich gereed om terug te keren naar Juda. Samen met haar beide schoondochters verliet ze de plaats waar zij al die tijd geweest was. Onderweg zei Noömi tegen hen: ‘Gaan jullie nu maar terug naar het huis van je moeder. Ik hoop dat de Heer net zo goed voor jullie zal zijn als jullie voor mijn gestorven zonen en voor mij zijn geweest.
1:9 Ook hoop ik dat hij ervoor zorgt dat jullie allebei weer een man en een thuis zullen vinden.’ Toen kuste zij haar beide schoondochters ten afscheid. Maar die barstten in tranen uit
1:10 en zeiden: ‘Nee, we gaan met u mee naar uw volk.’
1:11 ‘Lieve kinderen,’ zei Noömi, ‘ga toch terug! Waarom zouden jullie met mij meegaan? Kan ik soms nog zonen krijgen, met wie jullie zouden kunnen trouwen?
1:12 Werkelijk, jullie moeten teruggaan, ik ben te oud om opnieuw te trouwen. Ook al houd ik mezelf voor dat er nog hoop is en al zou ik vannacht nog met een man slapen, al zou ik nog kinderen krijgen,
1:13 zouden jullie kunnen wachten tot ze volwassen zijn? Zouden jullie zo lang zonder man kunnen? Welnee, kinderen… onmogelijk! Jullie lot is bitter, maar het mijne nog meer, want de Heer heeft zich tegen mij gekeerd.’
1:14 Opnieuw barstten ze in tranen uit. Orpa kuste haar schoonmoeder ten afscheid, maar Ruth kon zich niet van haar losmaken.
1:15 ‘Je schoonzuster gaat terug naar haar volk en haar god,’ zei Noömi. ‘Ga toch met haar mee!’
1:16 Maar Ruth antwoordde: ‘Dring niet langer aan, ik laat u beslist niet in de steek. Waar u ook heen gaat, ik ga met u mee. Waar u woont, wil ik ook wonen. Bij uw volk wil ik horen en uw God wil ik dienen.
1:17 Waar u zult sterven, wil ik ook sterven en daar begraven worden. De Heer mag me zwaar straffen, als ik mij door iets anders dan de dood van u laat scheiden.’
1:18 Toen Noömi zag dat Ruth vastbesloten was met haar mee te gaan, zweeg ze.
1:19 Samen gingen ze verder tot ze Betlehem bereikten. Door hun komst raakte de hele stad in rep en roer. ‘Is dat werkelijk Noömi?’ vroegen de vrouwen.
1:20 Maar Noömi zei: ‘Jullie moeten me niet Noömi: De Gelukkige noemen, maar Mara: De Verbitterde, want de machtige God heeft mij zeer bitter gestemd.
1:21 Toen ik hier wegging had ik alles, maar met lege handen heeft hij me hier teruggebracht. Waarom zouden jullie mij nog gelukkig noemen, want de machtige Heer heeft zich tegen mij gekeerd en door hem ben ik er nu ellendig aan toe.’
1:22 Zo keerde Noömi terug uit Moab samen met haar Moabitische schoondochter Ruth. Hun komst in Betlehem viel samen met het begin van de gersteoogst.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996