1 Kronieken

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

1 KRONIEKEN 1

1:1 Adam, Set, Enos,
1:2 Kenan, Mahalalel, Jered,
1:3 Henoch, Metuselach, Lamech,
1:4 Noach, Sem, Cham en Jafet.
1:5 De nakomelingen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek, Tiras.
1:6 Van Gomer stamden af Askenaz, Difat, Togarma.
1:7 Van Jawan stamden af Elisa en Tarsis, en de bewoners van Cyprus en Rodos.
1:8 De nakomelingen van Cham waren Nubië, Egypte, Put, Kanaän.
1:9 Van Nubië stamden af Seba, Chawila, Sabta, Rama, Sabteka. Van Rama stamden af Seba en Dedan. Nubië kreeg nog
1:10 een zoon, Nimrod; hij was de eerste machthebber op aarde.
1:11 Van Egypte stamden af de bewoners van Lud, Anam, Lehab, Naftuch,
1:12 Patros, Kasluch en Kreta, waar de Filistijnen vandaan komen.
1:13 Van Kanaän stamden af Sidon, de oudste, en Chet;
1:14 verder de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten,
1:15 de Chiwwieten, de Arkieten, de Sinieten,
1:16 de Arwadieten, de Semarieten en de Hamatieten.
1:17 De nakomelingen van Sem waren Elam, Assur, Arpaksad, Lud, Aram, Us, Chul, Geter en Mesek.
1:18 Arpaksad was de vader van Selach en Selach de vader van Eber.
1:19 Eber kreeg twee zonen, de ene heette Peleg: Verdeling, want in zijn tijd verdeelde de mensheid zich over de aarde; de andere heette Joktan.
1:20 Van Joktan stamden af Almodad, Selef, Chasarmawet, Jerach,
1:21 Hadoram, Uzal, Dikla,
1:22-23 Ebal, Abimaël, Seba, Ofir, Chawila en Jobab. Zij stamden allemaal van Joktan af.
1:24 Sem, Arpaksad, Selach,
1:25 Eber, Peleg, Reü,
1:26 Serug, Nachor, Terach,
1:27 Abram, dat is Abraham. De nakomelingen van Abraham
1:28 De zonen van Abraham waren Isaak en Ismaël.
1:29 Ismaël had de volgende nakomelingen: Nebajot, de oudste, Kedar, Adbeël, Mibsam,
1:30 Misma, Duma, Massa, Chadad, Tema,
1:31 Jetur, Nafis en Kedema, allemaal zonen van Ismaël.
1:32 Abraham had ook nog kinderen bij zijn bijvrouw Ketura: Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. De zonen van Joksan waren Seba en Dedan,
1:33 en de zonen van Midjan waren Efa, Efer, Chanok, Abida en Eldaä. Zij stammen dus allemaal van Ketura af.
1:34 Abrahams zoon Isaak was de vader van Esau en Israël.
1:35 De zonen van Esau waren Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach.
1:36 De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Sefi, Gatam, Kenaz, Timna en Amalek.
1:37 De zonen van Reüel waren Nachat, Zerach, Samma en Mizza.
1:38 De zonen van Seïr waren Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Eser en Disan.
1:39 De zonen van Lotan waren Chori en Homam. De zuster van Lotan was Timna.
1:40 De zonen van Sobal waren Aljan, Manachat, Ebal, Sefi en Onam. De zonen van Sibon waren Ajja en Ana.
1:41 De zoon van Ana was Dison. De zonen van Dison waren Chamran, Esban, Jitran en Keran.
1:42 De zonen van Eser waren Bilhan, Zaäwan en Jaäkan. De zonen van Disan waren Us en Aran.
1:43 Voor er koningen over Israël regeerden, waren er al koningen die over Edom regeerden. Achtereenvolgens kwamen aan de macht: Bela, de zoon van Beor. In Dinhaba had hij zijn paleis.
1:44 Jobab, de zoon van Zerach en afkomstig uit Bosra.
1:45 Chusam uit het land van de Temanieten.
1:46 Hadad, de zoon van Bedad. Hadad versloeg Midjan op de hoogvlakte van Moab; in Awit had hij zijn paleis.
1:47 Samla uit Masreka.
1:48 Saul uit Rechobot aan de Eufraat.
1:49 Baäl-Chanan, de zoon van Akbor.
1:50 Hadad; in Paï had hij zijn paleis. Zijn vrouw heette Mehetabel; ze was de dochter van Matred, de kleindochter van Me-Zahab.
1:51 Daarna werd Edom nog bestuurd door de stamhoofden Timna, Alja, Jetet,
1:52 Oholibama, Ela, Pinon,
1:53 Kenaz, Teman, Mibsar,
1:54 Magdiël en Iram. Zij allen hebben Edom bestuurd.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996