Amos

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

AMOS 1

1:1 Hier volgen de uitspraken van Amos, een schapenfokker uit Tekoa. De Heer heeft hem deze boodschap voor Israël in visioenen meegedeeld, toen koning Uzzia in Juda regeerde en koning Jerobeam, de zoon van Joas, in Israël. Het was twee jaar voor de grote aardbeving.
1:2 Amos zei: ‘De Heer brult als een leeuw vanuit Sion, vanuit Jeruzalem laat hij zijn stem klinken, zodat de weiden verdrogen, de top van de Karmel verdort.’
1:3 Dit zegt de Heer: ‘Misdaad op misdaad heeft Damascus begaan; het heeft de bewoners van Gilead met wreedheid behandeld. Daarom kom ik niet terug van mijn besluit, ik zal Damascus straffen.
1:4 Het paleis van Hazaël leg ik in de as, de burcht van Benhadad gaat in vlammen op.
1:5 De poortgrendels van Damascus sla ik stuk, de koning van die misdadigersstad breng ik om, de heerser in die stad van plezier. Heel de bevolking wordt verbannen naar Kir.’
1:6 Dit zegt de Heer: ‘Misdaad op misdaad heeft Gaza begaan; het heeft de bevolking van hele dorpen gevangengenomen en als slaven aan Edom verkocht. Daarom kom ik niet terug van mijn besluit, ik zal Gaza straffen.
1:7 Alles binnen de stadsmuren leg ik in de as, de paleizen gaan in vlammen op.
1:8 De koning van Asdod breng ik om en ook de heerser in Askelon. Ik keer me tegen Ekron, geen Filistijn blijft in leven.’
1:9 Dit zegt de Heer: ‘Misdaad op misdaad heeft Tyrus begaan; aan het vriendschapsverdrag met Israël heeft het zich niet gestoord: het heeft de bevolking van hele dorpen als slaven aan Edom verkocht. Daarom kom ik niet terug van mijn besluit, ik zal Tyrus straffen.
1:10 Alles binnen de stadsmuren leg ik in de as, de paleizen gaan in vlammen op.’
1:11 Dit zegt de Heer: ‘Misdaad op misdaad heeft Edom begaan; het heeft zijn broeder Israël met het zwaard vervolgd zonder enig medelijden. Een vernietigende woede heeft het gekoesterd, het is Israël steeds blijven haten. Daarom kom ik niet terug van mijn besluit, ik zal Edom straffen.
1:12 Teman leg ik in de as en de paleizen in Bosra gaan in vlammen op.’
1:13 Dit zegt de Heer: ‘Misdaad op misdaad hebben de Ammonieten begaan; toen ze hun gebied wilden uitbreiden, hebben ze zich in Gilead gruwelijk misdragen, zelfs zwangere vrouwen hebben ze de buik opengereten. Daarom kom ik niet terug van mijn besluit, ik zal de Ammonieten straffen.
1:14 Alles binnen de stadsmuren van Rabba steek ik in brand, de paleizen gaan in vlammen op; strijdkreten zullen klinken als het gebulder van een orkaan.
1:15 Hun koning zal in ballingschap gaan, hij, samen met zijn adel.’

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996