Nahum

[1] [2] [3]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

NAHUM 1

1:1 Hier wordt beschreven wat de Heer aan Nahum uit Elkos onthulde over het lot van Nineve.
1:2 God duldt geen goden naast zich, hij wreekt zich, de Heer, vol woede neemt hij wraak op zijn vijanden, zijn tegenstanders.
1:3 De Heer is geduldig, maar laat niet met zich spotten: het kwaad straft hij af. Het stormt waar hij gaat, de wind wervelt waar hij komt en de wolken zijn het stof aan zijn voeten.
1:4 Als hij het wil, valt de zee droog, lopen rivieren leeg, verdorren de weiden van Basan, de bossen op de Karmel, de ceders op de Libanon.
1:5 Bergen beven voor hem, heuvels wankelen. Als de Heer verschijnt, rijst de aarde omhoog, heel de wereld, al haar bewoners.
1:6 Als de Heer in woede ontbrandt, wie houdt zich dan nog staande, wie kan zich dan verzetten? Zijn woede is een laaiend vuur, dat zelfs rotsen doet springen.
1:7 De Heer is goed, altijd een toevlucht in dagen van ellende. Hij draagt zorg voor wie bij hem komt schuilen,
1:8 als vijanden het land overspoelen. Zijn tegenstanders vernietigt hij, hij jaagt hen de dood, de duisternis in.
1:9 Die Assyriërs, dat volk van Nineve, wat zij ook tegen de Heer ondernemen: vernietiging is hun deel! Zij zullen zijn volk niet nog eens verdrukken.
1:10 Al zijn ze ondoordringbaar als doornstruiken, onuitroeibaar als woekerplanten, de woede van de Heer zal hen verteren, zoals vuur het droge stro.
1:11 Want uit hen kwam een leider voort, opstandig tegen de Heer, vol duivelse plannen!
1:12 De Heer zegt tegen zijn volk: ‘Al zijn die Assyriërs sterk, al zijn ze nog zo talrijk, toch worden ze neergemaaid, onder de voet gelopen. Ik heb je vernederd, Israël, ik zal dat niet nog eens doen.
1:13 Assur heeft je een juk opgelegd, maar ik zal het breken; je boeien trek ik aan stukken.’
1:14 Maar tegen de koning van Assur zegt de Heer: ‘Uw naam zal niet voortleven en de goden in uw tempel sla ik aan stukken. Ikzelf zal uw graf delven, u bent het leven niet waard.’
1:15 Juda, dank de Heer, vier je tempelfeesten, kom je beloften na aan je God. Want kijk: een bode komt over de bergen, hij meldt de overwinning op Nineve! Die duivelse koning met zijn soldaten zal je land niet meer binnenvallen. Hij is verslagen, weggevaagd.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996