2 Johannes

[1]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

2 JOHANNES 1

1:1 De oudste: aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen. Ik heb u oprecht lief, en ik niet alleen, maar ook allen die de waarheid hebben leren kennen.
1:2 Want de waarheid woont in ons en zal altijd bij ons blijven.
1:3 De goedgunstigheid, de barmhartigheid en de vrede, van God, de Vader, en van Jezus Christus, de Zoon van de Vader, zullen bij ons blijven in de waarheid en in de liefde.
1:4 Ik ben erg blij dat ik kinderen van u ben tegengekomen die zich in hun leven houden aan de waarheid, zoals de Vader ons geboden heeft.
1:5 Ik verzoek u nu: laten we elkaar liefhebben. Het is geen nieuw gebod dat ik u geef; we hebben dat gebod al van het begin af.
1:6 De liefde bestaat hierin dat we leven volgens zijn geboden. Deze opdracht, die u van het begin af gehoord hebt, moet het richtsnoer zijn van uw leven.
1:7 Talrijk zijn de dwaalleraren die in de wereld rondgaan. Zij loochenen de komst van Jezus Christus als mens. Dat is het kenmerk van de dwaalleraar en de vijand van Christus.
1:8 Let op uzelf! Zorg ervoor dat u niet verspeelt waar wij voor gewerkt hebben, maar dat u het volle loon krijgt.
1:9 Iedereen die zo doorholt dat hij afwijkt van de leer van Christus, maakt zich los van God. Wie zich er wel aan houdt, leeft in verbondenheid met de Vader en de Zoon.
1:10 Als er iemand bij u komt die een andere leer uitdraagt, ontvang hem dan niet in uw huis. Groet hem niet eens.
1:11 Want wie zo iemand groet, is medeplichtig aan zijn kwalijke praktijken.
1:12 Ik heb u nog veel te zeggen, maar ik doe dat liever niet via een brief. Ik hoop namelijk bij u te komen en er persoonlijk met u over te praten. Dan zal onze vreugde volledig zijn.
1:13 De kinderen van uw uitverkoren zuster groeten u.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996