Esther

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

ESTHER 1

1:1-2 Vanaf zijn troon in de burcht Susan bestuurde koning Ahasveros een rijk, dat zich uitstrekte van India tot Nubië. Het telde niet minder dan honderdzevenentwintig provincies.
1:3 Hij was drie jaar aan de macht toen hij voor al zijn ministers en dienaren een feestmaal aanrichtte. Daarbij waren de hoge officieren van de Perzen en Meden aanwezig, de adel en de provinciebestuurders.
1:4 Bij die gelegenheid spreidde de koning een ongekende pracht en praal ten toon, al de weelde en rijkdom van zijn hof, honderdtachtig dagen lang.
1:5 Na afloop daarvan gaf de koning een feestmaal voor alle inwoners van Susan, van hoog tot laag. Het duurde zeven dagen en vond plaats op het plein in de tuin van het paleis.
1:6 Damasten gordijnen, wit en blauw, waren opgehangen aan marmeren zuilen, met zilveren ringen en koorden van purpergekleurd linnen. Op een mozaïekvloer van albast, marmer en parelmoer stonden gouden en zilveren rustbanken.
1:7 In gouden bekers, de ene nog mooier dan de andere, werd een kostelijke wijn geserveerd; er werd met gulle hand geschonken, zoals men van een koning verwachten mocht.
1:8 Niemand werd gedwongen te drinken; de koning had al zijn hofmeesters opdracht gegeven met ieders wensen rekening te houden.
1:9 Ook koningin Wasti richtte een feestmaal aan, en wel voor de vrouwen in het paleis van koning Ahasveros.
1:10 Op de zevende dag, toen de koning door de wijn in een vrolijke stemming was geraakt, ontbood hij zijn zeven kamerheren: Mehuman, Bizzeta, Charbona, Bigta, Abagta, Zetar en Karkas.
1:11 Hij gaf hun opdracht koningin Wasti bij hem te brengen, getooid met haar koninklijke kroon. Zij was een mooie vrouw en hij wilde met haar pronken tegenover de volken en de ministers.
1:12 Maar toen de kamerheren aan koningin Wasti het bevel van de koning overbrachten, weigerde zij te komen. Toen werd de koning verschrikkelijk kwaad, hij kookte van woede.
1:13 Hij wendde zich tot de wijze mannen die wisten wanneer het tijd was om te handelen. Het was immers de gewoonte dat de koning belangrijke zaken voorlegde aan de kenners van wet en recht.
1:14 Deze persoonlijke raadgevers van de koning waren Karsena, Setar, Admata, Tarsis, Meres, Marsena en Memukan, de zeven ministers van Perzië en Medië die de hoogste posten in het rijk bekleedden.
1:15 ‘Wat zegt de wet?’ vroeg koning Ahasveros hun. ‘Wat moet er gebeuren met koningin Wasti, nu zij geen gevolg heeft gegeven aan het bevel dat ik haar door mijn kamerheren heb laten overbrengen?’
1:16 Toen zei Memukan tegen de koning en de andere ministers: ‘Koningin Wasti heeft niet alleen de koning maar ook alle ministers beledigd, ja, alle volken in alle provincies van het rijk!
1:17 Want zodra de vrouwen in uw rijk horen hoe de koningin zich heeft gedragen, zullen ook zij hun mannen gaan minachten. Zij zullen zeggen: Koning Ahasveros heeft koningin Wasti bevolen voor hem te verschijnen, maar zij is niet gekomen.’
1:18 En hij vervolgde: ‘Vandaag nog zullen ook de aanzienlijke vrouwen van Perzië en Medië horen hoe de koningin zich gedragen heeft, en er met hun echtgenoten, de ministers van de koning, over beginnen. Dat leidt tot minachting en ergernis.
1:19 Als zijne majesteit het goedvindt, laat hij dan een koninklijk besluit uitvaardigen en het opnemen in de wetten van Meden en Perzen, zodat het niet herroepen kan worden. In dat besluit moet staan dat Wasti zijne majesteit niet meer onder ogen mag komen en dat hij haar de koninklijke waardigheid ontneemt en die geeft aan een vrouw die het meer verdient dan zij.
1:20 Wanneer deze koninklijke beschikking bekend wordt in alle delen van zijn uitgestrekte rijk, zullen alle vrouwen, zowel uit de hogere als uit de lagere kringen, hun mannen weer met eerbied behandelen.’
1:21 Dit voorstel viel bij de koning en de andere ministers in de smaak, en de koning deed wat Memukan hem had gezegd.
1:22 Hij stuurde brieven naar alle delen van zijn rijk, in het schrift van elke provincie en in de taal van ieder volk. Er stond in dat elke man heer en meester moest zijn in eigen huis en het laatste woord diende te hebben.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996