1 Korintiërs

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

1 KORINTIERS 1

1:1 Paulus, door Gods wil geroepen tot apostel van Christus Jezus, en onze broeder Sostenes:
1:2 aan de gemeente van God in Korinte, aan hen die God toebehoren door hun verbondenheid met Christus Jezus en geroepen zijn om zijn eigen volk te zijn. En aan allen die, waar zij ook wonen, de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, hun Heer evengoed als de onze.
1:3 Ik wens u de genade en de vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
1:4 Ik dank mijn God telkens weer om u. Ik dank hem voor de goedheid van God die u gegeven is in Christus Jezus.
1:5 Want door uw verbondenheid met hem bent u in elk opzicht bevoorrecht, in spreken en in kennis.
1:6 Zo stevig heeft het getuigenis over Christus zich in u verankerd,
1:7 dat geen enkele genadegave u ontbreekt, terwijl u vol verwachting uitziet naar het moment dat onze Heer Jezus Christus zich zal openbaren.
1:8 En God zal u staande houden tot het einde toe, zodat u vrij bent van schuld op de dag van onze Heer Jezus Christus.
1:9 Hij heeft u geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer. En God is betrouwbaar.
1:10 Broeders en zusters, ik doe een beroep op u in naam van onze Heer Jezus Christus: wees allen eensgezind en vermijd partijvorming; wees één in denken en gevoelen.
1:11 Want huisgenoten van Chloë hebben mij verteld, broeders en zusters, dat er onenigheid onder u is.
1:12 Ik bedoel, de één zegt: Ik ben voor Paulus, ik voor Apollos, ik voor Kefas, en ik voor Christus.
1:13 Is Christus dan in stukken verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd of bent u in de naam van Paulus gedoopt?
1:14 Ik ben blij dat ik niemand anders van u gedoopt heb dan Crispus en Gajus.
1:15 Niemand kan dus zeggen dat u bent gedoopt in mijn naam.
1:16 O ja, ik heb ook Stefanas en zijn gezin gedoopt verder niemand, bij mijn weten.
1:17 Want Christus heeft me er niet op uitgestuurd om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en wel zonder geleerde woorden; want die zouden de kracht van Christus’ kruis uithollen.
1:18 De boodschap van het kruis is voor mensen die verloren gaan, dwaasheid, maar voor wie gered worden, voor ons, is ze een goddelijke kracht.
1:19 Zegt de Schrift niet: Ik zal de wijsheid van de wijzen tenietdoen en al hun inzichten waardeloos verklaren.
1:20 Waar blijven nu de wijzen, de schriftgeleerden, de redenaars van deze wereld? Heeft God niet laten zien, dat de wijsheid van de wereld dwaasheid is?
1:21 Want terwijl de wijsheid van God in alles zichtbaar was, heeft de wereld met al haar wijsheid God niet gevonden. Daarom heeft hij besloten hen die geloven, te redden door de dwaasheid van wat wij verkondigen.
1:22 Joden verlangen wonderen, Grieken vragen naar wijsheid,
1:23 maar wat wij verkondigen is een Christus die gekruisigd is. Dat is voor Joden een struikelblok, voor niet-Joden een dwaasheid;
1:24 maar voor wie geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, is Christus Gods kracht en Gods wijsheid.
1:25 Want God is in zijn dwaasheid wijzer en in zijn zwakheid sterker dan mensen.
1:26 Ga eens na, broeders en zusters, wat u was, toen God u riep. Niet veel van u waren wijs, invloedrijk of voornaam naar menselijke maatstaf.
1:27 Maar wat dwaas is in de ogen van de wereld, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen. En wat zwak is in de ogen van de wereld heeft hij uitgekozen om wat sterk is beschaamd te maken.
1:28 En wat in de wereld geen aanzien heeft, wat veracht wordt, ja wat als niets wordt beschouwd, dat heeft God uitgekozen om aan alles wat zogenaamd iets is, een einde te maken.
1:29 Een mens moet dan ook niet roemen tegenover God.
1:30 Want dankzij God bent u één met Christus Jezus, dankzij God is hij onze wijsheid geworden; hij rechtvaardigt, heiligt en bevrijdt ons.
1:31 Daarom staat er in de Schrift: Als iemand zich wil beroemen, laat hij zich dan beroemen op de Heer.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996