Filemon

[1]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

FILEMON 1

1:1 Paulus, die om Christus Jezus gevangenzit, en onze broeder Timoteüs: aan onze vriend en medewerker Filemon,
1:2 onze zuster Apfia, onze strijdmakker Archippus en ook aan de gemeente die bij u thuis samenkomt.
1:3 Ik wens u de genade en de vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
1:4 Ik dank mijn God, iedere keer dat ik u in mijn gebeden vermeld.
1:5 Want ik hoor van de liefde en de trouw die u de Heer Jezus bewijst en allen die God toebehoren.
1:6 En dan bid ik, dat het geloof waaraan u deel hebt, u een dieper inzicht geeft in al het goede dat wij voor Christus kunnen doen.
1:7 Uw liefde, broeder, waarmee u de harten van de gelovigen hebt verkwikt, bezorgde mij veel vreugde en troost.
1:8 Als uw broeder in Christus heb ik het volste recht u op uw plicht te wijzen.
1:9 Toch geef ik op grond van de liefde de voorkeur aan een verzoek. Dat doe ik, Paulus, een oud man, die nu ook nog gevangenzit om Christus Jezus.
1:10 Ik pleit voor mijn kind, voor Onesimus, van wie ik hier in de gevangenis de geestelijke vader geworden ben.
1:11 Van nut is hij u indertijd niet geweest, maar nu is hij een bruikbare kracht, voor u en voor mij.
1:12 Ik stuur hem, mijn oogappel nog wel, naar u terug.
1:13 Ik had hem graag bij me gehouden. Dan had hij mij namens u kunnen verzorgen, nu ik om het evangelie gevangenzit.
1:14 Maar ik heb niets buiten u om willen doen: als u goeddoet, moet dat niet uit dwang maar uit vrije wil gebeuren.
1:15 Misschien hebt u hem juist een tijdlang moeten missen om hem voorgoed terug te krijgen.
1:16 En nu niet meer als slaaf, maar als veel meer dan dat, als een geliefde broeder. Voor mij is hij dat al; hoeveel meer dan voor u, als mens en als christen!
1:17 Als u zich dus met mij verbonden voelt, ontvang hem dan zoals u het mij zou doen.
1:18 Mocht hij u benadeeld hebben of u iets schuldig zijn, breng het mij dan in rekening.
1:19 Hier hebt u mijn handtekening: ik, Paulus, zal het u betalen. Ik ga er dan maar aan voorbij dat u mij uw eigen leven schuldig bent!
1:20 Kom, broeder, wees nu mij eens van nut, in verbondenheid met de Heer. Stel mijn hart gerust om Christus’ wil.
1:21 Ik schrijf u in vertrouwen op uw bereidwilligheid; ik weet dat u nog meer zult doen dan ik vraag.
1:22 En breng ook voor mij een kamer in gereedheid. Want ik heb alle hoop dat God mij, dankzij uw gebeden, aan u zal teruggeven.
1:23 Epafras, die met mij gevangenzit om ons geloof in Christus, doet u de groeten;
1:24 zo ook Marcus, Aristarchus, Demas en Lucas, medewerkers van me.
1:25 De Heer Jezus Christus zij u genadig.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996