Prediker

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12]
[GENESIS] [EXODUS] [LEVITICUS] [NUMERI] [DEUTERONOMIUM] [JOZUA] [RECHTERS] [RUTH] [1 SAMUEL] [2 SAMUEL] [1 KONINGEN] [2 KONINGEN] [1 KRONIEKEN] [2 KRONIEKEN] [EZRA] [NEHEMIA] [ESTHER] [JOB] [PSALMEN] [SPREUKEN] [PREDIKER] [HOOGLIED] [JESAJA] [JEREMIA] [KLAAGLIEDEREN] [EZECHIEL] [DANIEL] [HOSEA] [JOEL] [AMOS] [OBADJA] [JONA] [MICHA] [NAHUM] [HABAKUK] [SEFANJA] [HAGGAI] [ZACHARIA] [MALEACHI] [MATTEUS] [MARCUS] [LUCAS] [JOHANNES] [HANDELINGEN] [ROMEINEN] [1 KORINTIERS] [2 KORINTIERS] [GALATEN] [EFEZIERS] [FILIPPENZEN] [KOLOSSENZEN] [1 TESSALONICENZEN] [2 TESSALONICENZEN] [1 TIMOTEUS] [2 TIMOTEUS] [TITUS] [FILEMON] [HEBREEEN] [JAKOBUS] [1 PETRUS] [2 PETRUS] [1 JOHANNES] [2 JOHANNES] [3 JOHANNES] [JUDAS] [OPENBARING]

PREDIKER 1

1:1 Hier volgen uitspraken van Prediker. Hij was een zoon van David en koning in Jeruzalem.
1:2 Ijl en vluchtig, zonder zin, nutteloos is alles, zegt hij. Volkomen zinloos is het leven. De mens
1:3 zwoegt en tobt heel zijn leven lang, maar wat bereikt hij ermee?
1:4 Generaties komen en gaan, alleen de aarde blijft. De zon komt op, de zon gaat onder en haast zich naar de plaats waar zij weer op moet komen.
1:5 De wind waait naar het zuiden en
1:6 draait naar het noorden. De wind draait en waait en komt weer uit op hetzelfde punt.
1:7 Alle rivieren stromen naar zee, maar de zee raakt nooit vol. Het water keert terug naar de bron om opnieuw te gaan stromen.
1:8 Vermoeiend is alles, onbeschrijfelijk vermoeiend; we kunnen nooit alles zien, nooit alles horen.
1:9 Wat er gebeurd is, zal weer gebeuren en wat er gedaan is, zal weer gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon.
1:10 Men zegt wel: ‘Kijk, dat is iets nieuws.’ Maar dan blijkt dat het er vroeger ook al was.
1:11 Niemand denkt meer aan de mensen die voor ons geleefd hebben en ook aan de mensen die na ons komen, zal later niemand meer denken.
1:12 Ik was koning van Israël en woonde in Jeruzalem.
1:13 Ik nam me voor, alles wat er gebeurt in deze wereld te bestuderen, want ik wilde weten wat de zin van alles is. Dat heeft God ons mensen opgedragen; het is een kwelling.
1:14 Ik bekeek wat men hier op aarde allemaal ondernam: alles bleek zinloos, grijpen naar wind.
1:15 Wat krom is, wordt niet recht, en wat ontbreekt, kun je niet meetellen.
1:16 Eerst zei ik bij mezelf: ‘Ik ben wijzer dan al mijn voorgangers in Jeruzalem; door ervaring ben ik veel wijzer en verstandiger dan zij.
1:17 Ik moet toch het verschil kunnen zien tussen wijs en dwaas, tussen verstandig en dom.’ Maar ook dat, heb ik ingezien, is grijpen naar wind.
1:18 Want hoe meer kennis, des te meer ergernis; hoe groter het inzicht, des te groter het verdriet.

© Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 1983/1996